Je hoeft je niet per se te laten wurgen door de takken van een ondoordringbaar bos.

Wildernis. Volgens de Dikke van Dale ‘een aanduiding voor ongerepte, ongecultiveerde gebieden waarin de mens niet ingrijpt noch controle op uitoefent.’ Als je het zo bekijkt zou je denken dat we daar, in Nederland althans, niet heel veel meer van hebben. Niet helemaal waar gelukkig en sterker nog, de natuurbeheerders van ons land geven de natuur op steeds meer plekken zelfs vrij baan om zich in het wilde weg te ontwikkelen. Iets wat ik alleen maar toe kan juichen natuurlijk.

Maar tot zover de letterlijke betekenis van het woord wildernis. Want ik vind wildernis vooral een gevoel. Een gevoel dat je toe moet laten en zelfs zo vaak mogelijk moet opzoeken. Klinkt lekker vaag zeker? Laat het me uitleggen. Juist in ons georganiseerde landje waarin je op elk vlak over het gebaande pad kunt gaan, is het volgen van de pijlen, paaltjes, stickers en bordjes voor mij haast een tweede natuur geworden. Ge-wél-dig, want zo kom ik als mountainbiker, fietser, kajakker, supper en landloper op de meest fantastische plekken die ik anders niet, en ik hoor het mezelf zeggen, zo snel zou ontdekken. Dank aan een ieder die zich inzet voor het uitgebreide routenetwerk in ons land, zowel qua aanleg als onderhoud, waaraan heel veel andere landen wereldwijd écht een puntje kunnen zuigen.

Dus ik houd van routes! Laat dat duidelijk zijn. Maar ondertussen vraag ik me wel af wat er is gebeurd met dat ongerepte, ongecultiveerde gebied in mezelf?
Euhhh…. Goede vraag. Wie durft zijn telefoon eens thuis te laten, zijn navigatie uit te zetten en ook de routeboekjes dicht te houden? En gewoon te gaan op gevoel? Op je zintuigen? Met spanning en nieuws­gierigheid? Naar dat stuk van jezelf waar de mens niet ingrijpt noch controle op uitoefent? Vrije uitloop en maar gewoon zien waar dat je brengt? Geloof me, je hoeft niet ver te gaan om wildernis te ervaren. En je hoeft je ook niet per se te laten wurgen door de takken van een ondoordringbaar bos.

Zo was ik ooit een jaar lang elke vrijdag in Amsterdam. Ik liep vanaf het centraal station altijd dezelfde weg heen, maar geen enkele keer liep ik dezelfde weg terug. Heen zag ik op een gegeven moment vrijwel niets meer, ik zat heerlijk in mijn eigen bubbel, mijn to do-lijstjes door te nemen. Maar terug was ik zo alert als de pest, stond op onverwachte kruispunten te twijfelen over mijn richting, trok kliederend door de straten, voelde zo de ongereptheid van mijn eigen natuur en greep mooi niet in. Vrije uitloop, zoals het hoort.